Textual description of firstImageUrl

Mattheus 25:35-40 in de praktijk

maandag 23 april 2012
Matteüs 25:35-40

35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”

37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”


Aan dit bijbelfragment moest ik denken toen vorige week mijn oudste zoon belde met een onduidelijk verhaal over een vriend die gestrand was met zijn fiets, en nu niet thuis kon komen.

'Mam, ik sta hier met Tim in de stad, en hij kan niet naar huis fietsen. Kun jij hem even naar huis brengen?' Met die vraag belde mijn oudste zoon (15) mij op. Maar de desbetreffende vriend bleek een racefiets bij zich te hebben, en ruim dertig kilometer verderop te wonen. Mijn oudste zoon zit in mavo 3 van het speciaal onderwijs, en zijn klasgenoten komen dus uit alle omstreken.

Hoewel ik hem dus niet 'eventjes' naar huis kon brengen, had ik met deze mij onbekende Tim te doen, en na enig overdenken bood ik aan dat hij dan wel bij ons kon komen logeren. De volgende dag kon hij dan namelijk met 'het busje' weer naar huis. Nadat ik het aanbod had gedaan voelde ik me een beetje ongemakkelijk want ik kende de desbetreffende vriend helemaal niet. Maar ik vind het belangrijk om behulpzaam te zijn, en stelde me bovendien voor dat ik ook graag zou willen dat iemand mijn zoon zou helpen in een dergelijke situatie. Ik besloot dus maar even af te wachten.

Toen ze thuiskwamen stelde Tim, die al achttien bleek te zijn, zich keurig voor en vroeg toen of hij even mocht bellen. Het bleek dat hij in een gezinsvervangend tehuis woonde, en dat zijn begeleider helemaal niet blij met hem was. Het was namelijk tegen de regels om zo maar ergens te gaan logeren.

Toen ik Tim vervolgens glashard tegen zijn begeleider hoorde liegen: 'Mijn ouders kennen deze mensen,' gevolgd door nog een leugen: 'Ik heb hier al heel vaak gelogeerd,' voelde ik me helemaal niet meer prettig. Wie had ik nou eigenlijk in huis gehaald?!

'Het is prima om de Barmhartige Samaritaan uit te hangen, maar je moet je gezin niet in mogelijk gevaar brengen!' verweet ik mezelf handenwringend. Gelukkig haalde de begeleider Jans achttienjarige vriend uiteindelijk op, en de volgende dag bracht Jan diens excuses over. 'En hij schaamt zich dat hij zo gelogen heeft,' voegde Jan er aan toe.

Uiteindelijk liep het allemaal met een sisser af, maar het heeft me wel aan het denken gezet. Behulpzaamheid is belangrijk, maar hoe bied je hulp op een verstandige manier? En tegelijkertijd blijkt ook dat sommige situaties zichzelf oplossen, als je even rustig afwacht, zoals in dit geval.

2 opmerkingen

  1. Je bent superlief Nicole, maar mijn eerste vraag zou zijn geweest: kunnen zijn ouders hem niet komen halen? Dan had je meteen meer gehoord en een plan kunnen trekken.
    Ooit belde mijn buurjongen (10 jaar) aan die met een vriendje in de sneeuw aan het spelen was. Of ze bij mij mochten doorwarmen want mama was even naar de winkel. Ik wist dat het vriendje een paar huizen verderop woont, dus ik zei: is jouw mama niet thuis dan? Waarop ze toch maar daarheen gingen. Ja, lekker makkelijk soms, die jongens!!

    BeantwoordenVerwijderen